2019 Uitgelicht

Contact met wetgever

De relatie met de wetgever is bij de rechtsvormende taak van de Hoge Raad van groot belang. In onze samenleving komen voortdurend juridische vragen op waarop in de wet nog geen duidelijke antwoorden op te vinden zijn. Dat komt doordat de wetgever onmogelijk van tevoren alle vragen kan bedenken die zouden kunnen ontstaan. De wet is geen spoorboekje waarmee alle geschillen via een vast schema zijn op te lossen. De wet geeft meestal alleen de grote lijnen aan. Door de wet op een bepaalde manier uit te leggen, kan de rechter ook duidelijkheid bieden in nieuwe situaties. Bijvoorbeeld wanneer de wet als gevolg van nieuwe technische of maatschappelijke ontwikkelingen (nog) geen duidelijkheid biedt.

Wetgever en rechter hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de vorming van werkbare en evenwichtige rechtsregels. Soms wordt zelfs van partners in law-making gesproken. Hoewel het voortouw in verreweg de meeste gevallen bij de wetgever ligt, zit er in die uitdrukking toch meer dan een kern van waarheid. Zo kan de Hoge Raad advies geven over wetsvoorstellen. Betrokkenheid aan de voorkant, waarbij meestal wel een forse mate van terughoudendheid past. De adviezen geven de president en de procureur-generaal op verzoek van de minister van Justitie en Veiligheid over bepaalde concept-wetgeving. Voorgenomen wetgeving die de organisatie van de rechtspraak betreft is regelmatig aanleiding voor een adviesaanvraag. De president van de Hoge Raad en de procureur-generaal bij de Hoge Raad adviseren in die gevallen gezamenlijk.

Advies over wetsvoorstellen
In 2019 hebben de president en procureur-generaal 3 inhoudelijke adviezen (in 2018: 5) uitgebracht over voorgenomen wetgeving. Het betrof adviezen over:

  • het concept-wetsvoorstel Innovatiewet Strafvordering;
  • een wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het melden van financiĆ«le belangen en effectentransacties door rechterlijke ambtenaren en
  • wijziging van de Algemene Wet bestuursrecht, de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges.

Signalen aan de wetgever
Af en toe gebeurt het dat de rechter naar aanleiding van concrete zaken waarin hij moet beslissen weeffouten in de wet constateert, fouten die hij zelf niet kan oplossen omdat het zijn rechtsvormende taak te buiten gaat. In dat geval kan een signaal aan de wetgever worden gegeven. De Hoge Raad neemt dergelijke signalen aan de wetgever de laatste jaren bewuster en systematischer op in zijn arresten en vermeldt die arresten ook in een afzonderlijk onderdeel van zijn jaarverslag. Voorheen werd dat meestal alleen binnenskamers besproken. Maar als de Hoge Raad vindt dat de tekortkoming van voldoende belang is, geeft hij dit nu explicieter te kennen aan de wetgever. Het is voor de samenleving nuttiger deze signalen ergens neer te leggen dan ze binnenskamers te houden. Het gaat hierbij in het bijzonder om (juridisch-technische) aandachtspunten zoals leemtes in de wet, regels die in strijd zijn met voorschriften van hogere orde, onduidelijke regelingen of regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd. De Hoge Raad beperkt zich tot kwesties die hij bij de behandeling van zaken als het ware vanzelf tegenkomt; het is geen hele nieuwe taak. De Hoge Raad heeft niet de pretentie om algeheel toezichthouder te worden op de kwaliteit van wetgeving. Dat is een verantwoordelijkheid van de wetgever zelf. Het is ook niet de bedoeling om politieke en beleidsmatige keuzes te maken. In het algemeen zal de Hoge Raad dan ook niet suggereren hoe een tekortkoming in de wet of regelgeving is op te lossen. Die keuzes zijn aan de wetgever.

In 2019 heeft de Hoge Raad in 4 arresten een signaal aan de wetgever gegeven. Dat waren er 10 in 2018 en 14 in 2017.

Om deze belangrijke gezamenlijke opdracht van wetgever en rechter goed te kunnen vervullen, is een goede en respectvolle communicatie van groot belang (zie ook het hoofdstuk ‘2019 in vogelvlucht’). Daarbij heeft het bepaald meerwaarde als men niet vanuit twee ivoren torens werkt en denkt maar ook weet hoe het op de werkvloer gaat. Het is dan ook heel waardevol dat er bij de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad raadsheren, advocaten-generaal en medewerkers van het wetenschappelijk bureau werken die een achtergrond als wetgevingsjurist hebben. Omgekeerd is het waardevol dat zij hun kennis en ervaring ten dienste stellen van het wetgevingsproces.