Strafzaken

Vrije meningsuiting

Ook dit jaar waren er weer enkele zaken waarbij de vrijheid van meningsuiting in het geding was. De hier genoemde zaken illustreren dat het daarbij niet steeds om juridisch-technisch lastige kwesties gaat. De moeilijkheid van de rechter zit hem veeleer in de toepassing van het recht in gevallen waarin aan de tenlastegelegde feiten overtuigingen en waarderingen ten grondslag liggen die enerzijds voor de betrokkenen maar soms ook voor derden zwaar kunnen wegen.

In de zaak van de Amerikaanse prediker ging het om een geval waarin de verdachte in het centrum van Eindhoven had geroepen: “Moslims are terrorists”. Bij de beoordeling of een uitlating strafbaar is als groepsbelediging in de zin van artikel 137c Sr, dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating en op de context waarin zij is gedaan. Het hof had volgens de Hoge Raad terecht geoordeeld dat deze uitlating op zichzelf beschouwd beledigend is als bedoeld in artikel 137c Sr. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de uitlating de strekking heeft moslims bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen en hen als groep te treffen. Niettemin kan het onder meer in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting aan een strafrechtelijke veroordeling wegens groepsbelediging in de weg staan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Ook dient onder ogen te worden gezien of de uitlating niet onnodig grievend is. De Hoge Raad accepteerde het oordeel van het hof dat deze uitzonderingen zich in dit geval niet voordeden.

Een ander geval betrof een uitspraak tijdens een demonstratie van Pegida, een protestbeweging, waarbij de verdachte vanaf het podium onder meer had gezegd: “Een andere reden om Moslims te verachten en te haten is om hun krankzinnige ideologie, want het is nooit de religie van vrede”. De Hoge Raad was het eens met het hof dat deze uitlating beledigend was. Anders oordeelde de Hoge Raad over de overweging dat het hof niet vermocht in te zien ‘op welke wijze voornoemde uitlating een bijdrage levert of dienstig zou kunnen zijn aan het betreffende maatschappelijk debat’ en dat de ‘context waarin de uitlating is gedaan en moet worden beoordeeld, (…) het beledigende karakter van de uitlating van verdachte niet weg [neemt]’. Daarmee heeft het hof volgens de Hoge Raad zijn oordeel dat sprake is van een op grond van artikel 10, tweede lid, EVRM toegelaten beperking van de vrijheid van meningsuiting niet toereikend gemotiveerd. Het hof heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat de inhoud van de toespraak in zijn geheel precies inhield en om welke redenen de context, ‘waaronder mede begrepen de omstandigheid dat de uitlatingen zijn gedaan tijdens een door een protestbeweging gehouden demonstratie’, tot het oordeel van het hof over de toelaatbaarheid van de beperking van de vrijheid van meningsuiting heeft geleid.

De vrijheid van meningsuiting kwam ook aan de orde in een zaak waarin het niet ging om groeps­belediging, maar om opruiing door posters te plakken in de Haagse Schilderswijk. Deze posters refereerden aan rellen in de zomer van 2015 in de Schilderswijk in Den Haag na de dood van een arrestant, waarbij in een ‘opstand tegen de politie’ vernielingen en mishandelingen zijn gepleegd. De posters spoorden aan tot herhaling van deze gewelddadige rellen. Daarbij werd geadviseerd anoniem te blijven door het dragen van gezichtsbedekking ‘bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de Staat aan te vallen’. De Hoge Raad oordeelde in reactie op een door de verdediging ingenomen stelling dat de opvatting onjuist is, dat van opruien tot ‘gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag’ als bedoeld in artikel 131 Sr slechts sprake is indien uitlatingen zijn gericht op ‘het op onrechtmatige wijze omver willen werpen van de Nederlandse regering’. Naar aanleiding van het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting oordeelde de Hoge Raad dat dit recht niet in de weg staat aan het opleggen van een taakstraf van 50 uur, gelet op de relatie tussen de tekst van de in april 2016 verspreide poster en de rellen in de Schilderswijk in de zomer van 2015.

ARREST
HR 3 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1816
(Amerikaanse prediker)

ARREST
HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1702
(Pegida-demonstratie)

ARREST
HR 02 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1069
(Haagse posters)