Strafzaken

Opsporingsmethode ‘Mr Big’

In twee zaken kwam een opsporingsmethode aan de orde die wordt aangeduid als de Mr. Big-methode. Hoewel de uitvoering verschilde, waren de rechtsvragen die aan de orde waren vergelijkbaar. Advocaten-generaal Bleichrodt en Machielse kwamen daarbij – onder meer aan de hand van rechtsvergelijkende beschouwingen – tot verschillende conclusies. De conclusie van advocaat-generaal (AG) Bleichrodt (in de Posbankzaak) strekte tot vernietiging van het arrest van het hof, die van AG Machielse (in de zaak Kaatsheuvel) tot verwerping van het cassatieberoep.

In de Posbank-zaak was een in 2003 gepleegde moord de aanleiding voor de inzet van deze opsporingsmethode. Opsporings­ambte­naren die undercover optraden hebben de verdachte betrokken bij een gefingeerde criminele organisatie waarin de verdachte steeds meer geld kon verdienen. De schijn werd gewekt dat de organisatie geweld niet schuwde. De agenten hebben de verdachte duidelijk gemaakt dat zijn betrokkenheid bij de moord op een hardloper in het natuurgebied de Posbank een mogelijk risico vormde voor de organisatie en dat zij hem, als hij daarbij betrokken was en de moord bekende, zouden kunnen helpen. De verdachte heeft vervolgens een bekennende verklaring afgelegd. 

In de andere zaak ging het om een moord in Kaatsheuvel in 2010. Ten behoeve van de opsporing hadden de in die zaak heimelijk optredende politiemensen in de loop van ruim een jaar een vertrouwens­band laten ontstaan met de verdachte, de echtgenoot van het slachtoffer. Aan deze werkloze man, met de zorg voor zijn (deels nieuwe) gezin, was een lucratief aanbod gedaan tot indiensttreding bij een fictief bedrijf. Hij zou IT-werkzaamheden moeten verrichten tegen onder meer een salaris van 8.000 euro per maand. Vervolgens is aan hem voorgehouden dat hij niet bij dat bedrijf kon komen, als hij zijn betrokkenheid bij de moord bleef ontkennen. Pas na dit aanbod heeft de verdachte tegenover de undercoveragenten zijn betrokkenheid bij de dood van zijn vrouw bekend.

De Hoge Raad stelde in beide zaken voorop dat geen algemeen en eenduidig juridisch antwoord kan worden gegeven op de vraag of ‘Mr. Big’ als opsporingsmethode wel of niet toelaatbaar is. Volgens de Hoge Raad is artikel 126j Sv over het stelselmatig inwinnen van informatie in beide gevallen in beginsel een toereikende wettelijke grondslag voor de inzet van de toegepaste opsporingsmethode. Dat de misleiding door de undercoveragenten niet beperkt was tot mededelingen over identiteit en hoedanigheid van de betreffende agenten, maar er ook op gericht was het vertrouwen van de verdachte te winnen maakt dat niet anders. Bij de beoordeling gaat het vooral om de vraag of de verklaringsvrijheid van verdachte is geschonden. In aansluiting op HR 9 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9195 over de toelaatbaarheid van het stelselmatig undercover inwinnen van informatie door opsporings­ambtenaren, geeft de Hoge Raad een toetsingskader. In beide gevallen komt het samenstel van omstandigheden erop neer dat de verdachte feitelijk in een verhoorsituatie is komen te verkeren waarbij de opsporingsambtenaren bemoeienis hebben gehad met de inhoud van wezenlijke onderdelen van de door de verdachte afgelegde verklaring. En in beide gevallen vindt de Hoge Raad dat het hof niet toereikend heeft gemotiveerd dat de verklaringsvrijheid van de verdachte niet ontoelaatbaar is aangetast.

Daarbij overwoog de Hoge Raad in de Posbankzaak dat het hof de juistheid in het midden heeft gelaten van een aantal stellingen van de verdachte, onder meer betreffende zijn moeilijke financiële situatie, zijn afhankelijkheid van de criminele organisatie en toegezegde betalingen en het in scène zetten van een aantal situaties om verdachte te laten geloven dat hij met een professionele, gewelddadige criminele organisatie van doen had. De mate en wijze van binnen het opsporingstraject toegepaste misleiding hadden het hof aanleiding moeten geven uitdrukkelijk te beoordelen of de verdachte vanwege – door hem als geharde criminelen beschouwde politieambtenaren – in het vooruitzicht gestelde consequenties zodanig onder druk was gezet, dat zijn verklaringen in strijd met zijn verklaringsvrijheid zijn verkregen. In de Kaatsheuvelzaak heeft het hof onvoldoende aandacht besteed aan de volledigheid van de verslaglegging van de opsporingsmethode.

De Hoge Raad heeft in deze uitspraken dus niet een algeheel verbod ten aanzien van de Mr Big-methode gegeven. Het hof Den Haag waarnaar de zaken zijn verwezen zal nu aan de hand van het toetsingskader opnieuw oordelen.

Dat bij de opsporing van ernstige misdrijven soms methoden worden gebruikt die belangrijke juridische vragen met zich brengen, bleek ook in 6 arresten waarin de veroordelingen van de verdachten in het Passageproces in stand bleven (HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:600-605). Het ging om een aantal liquidaties in de periode 1993 tot en met 2006. Centraal stond de zogenoemde kroongetuigenregeling. Volgens de wet mag het OM de toezegging aan een kroongetuige doen dat in ruil voor het afleggen van verklaringen over derden strafvermindering in de eigen zaak zal worden geëist. Die toezegging moet door de rechter worden getoetst. De wet eist echter niet zo’n toetsing als het OM met een kroongetuige een schikking treft over ontneming van uit misdrijf verkregen voordeel; wel moet volgens de Hoge Raad het OM de rechter daarover informeren. Over de inhoud van getuigenbeschermingsmaatregelen hoeft het OM geen informatie te geven.

ARREST
HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1983 (Posbank)

NIEUWSBERICHT
Posbankzaak moet deels over

ARREST
HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1982 (Kaatsheuvel)

NIEUWSBERICHT
Zaak tegen verdachte van moord op partner moet opnieuw