Strafzaken

Dood door schuld en drugsgebruik

De Hoge Raad moest zich dit jaar twee maal buigen over gevallen waarin iemand was vervolgd wegens dood door schuld in verband met het gebruik van (party)drugs.

In de eerste zaak sprak het hof de verdachte vrij. De verdachte had haar vriendin, een volwassen vrouw die wel eens GHB wilde proberen, een mengsel van GHB met cola ingeschonken waarna de vriendin dit zelf bewust en vrijwillig had ingenomen. De exacte hoeveelheid van de aan het slachtoffer verstrekte GHB kon niet worden bepaald, maar de verdachte had eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikt. Niet is komen vast te staan dat de verdachte aan het slachtoffer een “(te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid” heeft verstrekt. De Hoge Raad aanvaardde het oordeel van het hof dat GHB weliswaar is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en door de wetgever wordt beschouwd als drug waarvan gebruik onaanvaardbaar risico voor (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op de omstandigheden de verstrekking aan het slachtoffer van de GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat de dood van het slachtoffer aan haar schuld in de zin van artikel 307 Sr is te wijten.

In de andere zaak had het slachtoffer in aanwezigheid van haar partner (de verdachte) een onbekende hoeveelheid GHB en XTC (MDMA) gebruikt waarna zij ‘out’ was gegaan. Andere aanwezigen drongen er bij de verdachte op aan een ambulance te bellen of met haar naar ziekenhuis te gaan, maar hij had zich hiertegen verzet. Wel zette de verdachte de vrouw in zijn auto en is naar huis gereden. Toen hij thuis kwam, realiseerde hij zich dat ‘het fout zat’ en is naar het ziekenhuis gereden. Daar heeft hij het medisch personeel niet geïnformeerd over het feit dat zijn partner verdovende middelen had gebruikt. Ook heeft hij, op een later moment toen de arts hem vroeg of zij verdovende middelen had gebruikt, ontkennend geantwoord. De vrouw overleed de volgende ochtend als gevolg van de inname van de drugs. De Hoge Raad liet het oordeel van het hof in stand dat door de gedragingen van de verdachte het gevaar van overlijden van zijn partner in zodanige mate is verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs als gevolg van die gedragingen aan verdachte kan worden toegerekend, zonder dat behoeft te worden vastgesteld dat het slachtoffer bij tijdig inschakelen van medische hulp niet zou zijn overleden.

De voorgaande beslissingen over dood door schuld doen natuurlijk niet af aan de strafbaarheid van opiumdelicten in algemene zin. Dat bleek in HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1456. Dit arrest, dat veel media-aandacht kreeg, ging over de invoer van ruim 30 kilo ayahuasca-thee. Ayahuasca-thee is een drank die de verboden psychoactieve stof DMT bevat. Deze wordt onder meer gebruikt in erediensten van de uit Brazilië afkomstige Santo Daime-kerk. Het beroep dat de invoer ervan niet strafbaar zou moeten zijn vanwege het recht op vrijheid van godsdienst (artikel 9 EVRM) slaagde niet. De Hoge Raad leidde uit de uitspraak van het EHRM (Fränklin-Beentjes en Ceflu-Luz Da Floresta tegen Nederland, nr. 28167/06) af dat voor de toetsing van de noodzakelijkheid van de beperking van de vrijheid van godsdienst niet steeds een afweging per situatie is vereist.

De beslissingen over dood door schuld herinneren aan de frequenter voorkomende gevallen van dood door schuld in het verkeer. In zijn conclusie voor HR 19 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:384 schrijft advocaat-generaal Bleichrodt dat ‘wellicht mede door de rechtspraak van de Hoge Raad ten aanzien van roekeloosheid, bij ‘wegpiraterij met ernstige gevolgen’ soms de behoefte [bestaat] om niet te volstaan met het vervolgen van het in artikel 6 WVW 1994 opgenomen culpoze verkeersdelict, maar voor doodslag in het verkeer’. Als daar sprake van was, dan had deze keuze geen succes in deze zaak. Als gevolg van een aanrijding met de verdachte was de bestuurster van een motor komen te overlijden en haar passagier liep zwaar lichamelijk letsel op. De verdachte was onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol. Hij beschikte niet over een rijbewijs voor categorie B. En hij reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan de, door hem niet waargenomen, motor. Het hof oordeelde dat het gedrag van de verdachte zozeer gericht was op de dood van de personen op de motor, dat het niet anders kon zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Dat wil zeggen dat het hof oordeelde dat sprake was van opzettelijk handelen en dus van doodslag. De Hoge Raad vond dat oordeel echter niet toereikend gemotiveerd. Dat het hof heeft vastgesteld dat, voordat de verdachte de weg op ging, hij vanwege zijn alcoholgebruik is gewaarschuwd om niet te gaan rijden en ook dat hij eerder terecht heeft gestaan wegens rijden onder invloed, maakt dat niet anders.

ARREST
HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:336

NIEUWSBERICHT
Vrijspraak voor schuld aan dood vriendin na inschenken GHB blijft in stand

ARREST
HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:339

NIEUWSBERICHT
Veroordeling voor dood door schuld na innemen van GHB door vriendin blijft in stand