Klachtzaken

Intern klachtrecht

JAARVERSLAG VAN DE PROCUREUR-GENERAAL

De interne klachtenregeling van het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden (verder: de klachtenregeling) bepaalt dat een ieder het recht heeft bij de procureur-generaal een klacht in te dienen over de wijze waarop het parket of een lid van het parket zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen. Onder 2.4 van de klachtenregeling worden uitzonderingen op dit klachtrecht opgesomd. De belangrijkste uitzonderingen zijn dat niet kan worden geklaagd over de zakelijke inhoud van een conclusie, over de datum waarop een conclusie wordt genomen of over de beslissing om geen conclusie te nemen.

Klachten in de verslagperiode
In 2019 zijn 2 klachten ingediend bij de procureur-generaal. Dit is er 1 meer dan vorig jaar.

De eerste klacht betrof de inhoud van een beslissing die de desbetreffende advocaat-generaal had genomen in de uitoefening van haar nevenfunctie bij de Tuchtraad Financiële Dienstverlening. De klacht werd niet in behandeling genomen omdat de procureur-generaal niet bevoegd is om onderzoek te doen naar de juistheid van de beslissing van de tuchtraad en omdat de inhoud van een dergelijke beslissing ook geen reden kan zijn voor disciplinaire maatregelen of een disciplinair onderzoek, zoals door klager verzocht.

De tweede klacht betrof een voormalig advocaat-generaal, niet betreffende een aangelegenheid waarin hij zich als lid van het parket jegens klager had gedragen. De klacht kon daarom niet in behandeling worden genomen.

JAARVERSLAG VAN DE PRESIDENT

De interne klachtenregeling van de Hoge Raad der Nederlanden geeft een ieder het recht om bij de president van de Hoge Raad een klacht in te dienen over de wijze waarop de Hoge Raad, een lid van de Hoge Raad of de griffier van de Hoge Raad zich in een bepaalde aangelegenheid tegenover hem heeft gedragen. Niet kan worden geklaagd over gedragingen waartegen een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan. Klachten kunnen ook niet een rechterlijke beslissing betreffen noch de wijze van totstandkoming daarvan, met inbegrip van de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard. Klachten die zijn gericht tegen gedragingen van waarnemend griffiers worden de griffier van de Hoge Raad toegerekend en onder deze klachtenbehandeling behandeld.

Klachten in de verslagperiode
In 2019 heeft de president op grond van de klachtenregeling 2 klachten behandeld. Beide klachten hadden betrekking op gedragingen van de griffier van de Hoge Raad.

De eerste klacht had betrekking op het handelen van een waarnemend griffier dat op grond van de klachtenregeling de griffier van de Hoge Raad diende te worden toegerekend. De klacht hield – kort gezegd – in dat de griffier de raadsheren verkeerd had voorgelicht en dat het recht op hoor en wederhoor in de cassatieprocedure was geschonden.

Het eerste deel van de klacht had betrekking op de terugbetaling door een rechtbank van te veel geheven en door de klager betaalde griffierechten in een zaak waarin inmiddels cassatieberoep was ingesteld. De (waarnemend) griffier had over de door de rechtbank geheven griffierechten telefonisch contact gehad met een medewerker van de rechtbank. De (waarnemend) griffier had in een brief aan de klager geschreven dat uit dit gesprek was gebleken dat de griffierechtbedragen die per abuis nog niet waren gerestitueerd alsnog door de rechtbank aan de klager waren of zouden worden terugbetaald. De klager vond dat de brief van de griffier in strijd was met het arrest van de Hoge Raad dat in zijn zaak was gewezen en veronderstelde dat de griffier de in deze zaak betrokken raadsheren verkeerd had voorgelicht dan wel dat de griffier op de stoel van de rechters was gaan zitten. Het arrest in deze zaak bevatte namelijk de overweging dat nu naar aanleiding van het instellen van beroep in cassatie een vergissing van de rechtbank met betrekking tot de heffing van griffierechten is rechtgezet, er wel aanleiding is om de staatssecretaris aan belanghebbende het door hem voor dat beroep in cassatie betaalde griffierecht te laten vergoeden. De president achtte deze tegenstrijdigheid echter niet aanwezig en wees erop dat bovendien inmiddels gebleken was dat de rechtbank de abusievelijk aan klager in rekening gebrachte, en door hem betaalde, griffierechten reeds had teruggestort.

Het tweede deel van de tweede klacht zag op de schending van hoor- en wederhoor in de procedure bij de Hoge Raad omdat de klager veronderstelde dat er een contact over zijn zaak was geweest tussen de griffier en de staatssecretaris, voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad. De president echter zag geen enkele aanwijzing dat er een dergelijk – ongeoorloofd –contact was geweest, anders dan de mogelijkheden die binnen het procesrecht aan partijen wordt geboden.

De tweede klacht betrof eveneens de griffier van de Hoge Raad. De klager heeft in het verleden met grote regelmaat door middel van brieven en e-mails met de griffier gecorrespondeerd over de vaststelling in het verleden van haar geslachtsnaam. De griffier heeft de klager meerdere keren laten weten dat de Hoge Raad in die kwestie geen bevoegdheid heeft en de Hoge Raad haar hierbij ook niet kon helpen. In 2015 is de correspondentie beëindigd en het dossier gesloten. Op brieven en e-mails van de klager is daarna ook niet meer gereageerd. In 2019 schreef de klager aan de president dat de griffier meer dan 4 jaar geleden met haar ‘een discussie’ is aangegaan en onbevoegd een standpunt heeft ingenomen over haar geslachtsnaam. Zij vindt dat hierdoor haar privacy is geschonden. Op basis van het dossier en een schriftelijke reactie van de griffier heeft de president geconstateerd dat de griffier in 2015 na bestudering van de stukken die de klager toen had opgestuurd dacht dat er misschien sprake was van een mogelijk misverstand en heeft hij zijn gedachten daaromtrent weergegeven. Dit in de veronderstelling de klager daarmee te helpen. De griffier heeft daarmee geen uitlating gedaan waaraan ook een juridisch gevolg zou kunnen worden verbonden. Hij heeft op geen enkel moment onbevoegd een standpunt ingenomen over de geslachtsnaam van de klager. De president is van mening dat de privacy van de klager ook niet geschonden is omdat de brieven die de griffier aan haar heeft gestuurd niet door hem (of iemand anders die bij de Hoge Raad werkt) aan andere personen of instanties zijn verstrekt of verzonden. De klachten van de klager zijn dan ook ongegrond verklaard.

Overige correspondentie
De Hoge Raad en de president van de Hoge Raad hebben ook in 2019 over uiteenlopende onderwerpen brieven en e-mails ontvangen. Sommigen wenden zich bijvoorbeeld tot de Hoge Raad of de president met een klacht omdat zij ontevreden zijn over het arrest dat door de Hoge Raad is gewezen of over uitspraken van andere rechterlijke colleges. Deze brieven en e-mails vallen niet binnen het bereik van de klachtenregeling(en) en worden door de griffier van de Hoge Raad in die zin beantwoord. Anderen brengen meer algemeen maatschappelijke onderwerpen en hun onvrede daarover onder de aandacht van de Hoge Raad en/of de president. Dit in de vooronderstelling dat zij binnen onze rechtsstaat een (haast onbeperkte) bevoegdheid hebben om onderzoek te doen naar door de betrokkene ervaren misstanden en om in te grijpen in vaak al langlopende juridische kwesties met verschillende instanties. De griffier van de Hoge Raad heeft het mandaat ook deze correspondentie af te handelen. In de meeste gevallen kan de Hoge Raad en/of de president niets voor de betrokkene betekenen. Er wordt uitleg gegeven waar de grenzen van de taken en de bevoegdheden liggen. Waar mogelijk wordt verwezen naar andere instanties of juridische hulpverleners.